Al jaren lang prijkt het hoog op de eigen bestsellerlijst, ons boek Anne Frank, haar leven. Geen vereenvoudigde versie van haar dagboek, zoals velen denken,  maar het verhaal van haar leven, in eenvoudige taal geschreven, gebaseerd op fragmenten uit haar dagboek. Prachtig gecomponeerd door onze auteur Marian Hoefnagel.

Hoewel makkelijk, is het voor mensen met een lager taal en leesniveau soms toch nog aan de moeilijke kant. Niet verwonderlijk, Anne Frank was weliswaar een 13-jarige toen ze met haar dagboek begon, maar al wel een schrijfster in de dop, een buitengewoon taalbegaafde 13-jarige die qua formuleren niet voor een volwassene onderdeed. En haar stijl hebben we in Anne Frank, haar leven zoveel mogelijk overeind willen houden.

Anne Frank; haar leven

Dus voor jonge kinderen, en voor iets oudere kinderen die leesproblemen hebben, ligt de lat bij Anne Frank, haar leven soms te hoog. Kinderen van nieuwkomers bijvoorbeeld die onze taal nog niet machtig zijn. Daarom gaven we een week geleden – in samenwerking met de Anne Frank Stichting - een nóg eenvoudiger versie uit, speciaal voor kinderen, Mijn naam is Anne geheten. Alweer door de geweldige Marian Hoefnagel geschreven. Het dagboek in korte, krachtige stijl. Met veel foto’s die aangeven hoe de situatie in Het Achterhuis toentertijd was.

Uiteraard hadden we het moment van publicatie niet zomaar gekozen, zo kort voor vier en vijf mei. Deze herdenkingsdagen vormen een uitgelezen moment om juist kinderen duidelijk te maken hoe het moet zijn geweest om twee jaar ondergedoken te hebben gezeten. Hoe is het als de muren op je af komen, om geen vriendjes of vriendinnetjes te kunnen zien, geen buitenlucht te kunnen inademen? Allemaal dingen, leek ons, die kinderen zich na een vol jaar Corona ineens heel goed kunnen voorstellen.

Geen wonder dat het boek meteen voortvarend door de pers werd opgepikt. ANP blies het in de lucht, het Parool sprong er op, en voordat we het wisten zaten we in het Jeugdjournaal. Positieve aandacht en reacties alom. Fijn, want zo weten we weer waarom we ons werk doen. We wisten ook dat er niet alleen positieve reacties zouden komen. Het Dagboek van Anne Frank maakt deel uit van ons nationale cultuurbezit; kom je daar aan, dan word je nauwlettend in de gaten gehouden.

Wie wil weten waar de turbulenties binnen onze samenleving rondspoken, komt vanzelfsprekend terecht bij de social media. Vooral Twitter met zijn snelle opeenvolging van kortademige opinies levert verrassende doorkijkjes op in de maatschappelijke onderbuik. Zoals het riool voor wetenschappers een schat aan informatie biedt over onze volksgezondheid (infecties, drugsgebruik), zo vormt Twitter voor de socioloog – of een geïnteresseerde uitgever - een ongekende schat aan informatie waar mensen zich allemaal over opwinden. Per saldo is het een prima applaus – en boegeroep meter. Onze uitgeverij maakt er steeds dankbaar gebruik van - allemaal gratis feedback; scheelt een hoop geld aan dure onderzoeksbureaus….

Zo ook na de publicatie van ons nieuwe boek. Nieuw waren ze uiteraard niet, die kritische noten, eerder oude echo’s van gemor dat ik al 25 jaar hoor. Vaak giftig – het levenssap van de frustratie -, maar soms ook begrijpelijk en invoelbaar.

Mijn naam is Anne

Wie door de Tweets bladert, ziet dat de criticasters uiteen vallen in twee groepen. De eerste groep zijn de Uhh—afblijven!-zeggers. Als vigilantes van de literaire monumentenzorg zijn zij er voortdurend waakzaam op dat het gekoesterde erfgoed niet beklad wordt. Veranderen is al snel heiligheidsschennis, een eenvoudige versie vlot besmeuren. Hun bezorgdheid over de teloorgang van onze cultuur heeft soms iets ontroerends, maar kent ook een licht hysterische kant. Zoals alle mensen die zich verraden voelen, zien zij om elke hoek en achter elke boom gevaar. Hoewel onze versies duidelijk additioneel zijn en geen vervanging pretenderen te zijn van het origineel, zien zij ons hardnekkig als verkondigers van een boekenrevolutie, waarin er alleen nog maar makkelijke boeken mogen bestaan.

De tweede groep huldigt het motto Education rules. Zij negeert de hardnekkige kant van laaggeletterdheid en meent dat het hier vooral om een reparabel probleem gaat. Beter onderwijs volstaat, de schouders eronder en hup, alles is opgelost. Bij hen heerst vooral boosheid: waarom hebben de scholen en de overheid het zover laten komen, ze hebben zitten slapen. Wij zien makkelijk boeken als effectieve hulpmiddelen om de leesdrempel te verlagen, zij als symbolen van een moedeloos, schouderophalend schoolsysteem.

Zet ik mij nu cynisch af tegen deze tegenstanders? Nee, want ik kan me in hun argumentatie soms goed inleven – althans, tot op het punt dat er onwetendheid om de hoek komt zetten.

Want óók ik heb de literatuur hoog zitten en vind dat we onze monumenten moeten koesteren, welke kunstvorm het ook is. Sterker nog, ik vind dat de toegankelijkheid van die monumenten vergroot moet worden – daarom heb ik deze uitgeverij ooit opgericht.

Oók ik vind het zorgelijk dat uit PISA-onderzoek blijkt dat een op de vijf jongeren potentieel laaggeletterd is. En ik vind dat we daar aan moeten doen. Vandaar dat wij veel boeken voor jongeren binnen onze uitgeverij uitgeven – laat ze eerst eens leesplezier beleven, de rest komt vanzelf.

En óók ik dacht vroeger dat lezen een vanzelfsprekende gave was, een verborgen schat die in onze hersenen verankerd ligt, een knop waarop we na de geboorte alleen maar hoeven te drukken, waarna het gevleugelde paard van de leesvaardigheid de poort uit galoppeert.

Inmiddels weet ik beter, Voor veel mensen is lezen helemaal niets vanzelfsprekends. Het is verdomde hard werken. Elke dag weer. En dan denk ik dat we ze best een beetje mogen helpen. Door de treden van de literaire trap dan maar even niet zo hoog te maken. Zodat ze misschien na een aantal jaar Het Achterhuis van hun laaggeletterdheid veilig en blij kunnen verlaten.