Wie aan vrienden vraagt wanneer de slavernij is afgeschaft, ziet vaak onwetende gezichten. Veel mensen hebben geen flauw idee; wel zijn de meesten overtuigd dat dit zich in een ver verleden heeft afgespeeld. Vreemd, want de slavernij in Suriname en op de Antillen werd pas in 1863 afgeschaft. Dus pakweg zo’n 150 jaar geleden.
Om dat in historisch perspectief te plaatsen: in hetzelfde jaar werd in Londen de eerste metrolijn in gebruik genomen. Het Rode Kruis werd opgericht. De rolschaats en brandblusser werden uitgevonden. Het medicijn aspirine kwam op de markt. En om dichter bij huis te blijven: voorvader Heineken begon zijn bierbrouwerij. Allemaal dingen die we vandaag de dag nog kennen. Hoe ver weg is dus dat verleden? - het lijkt op zijn minst betrekkelijk.
Het tijdperk van de slavernij in onze koloniën duurde bijna 200 jaar. Het heeft honderdduizenden mensen getroffen. Voor wat ‘ons deel’ van de wereld betreft: bijna 35.000 mensen die tot slaaf waren gemaakt kregen in 1863 de vrijheid in Suriname en de Antillen.
Niet meteen overigens. Zij kregen die vrijheid pas nadat ze eerst een verplicht contract hadden getekend om nog eens tien jaar bij hun plantage door te blijven werken. De baas veranderde ongemerkt en sanctieloos van slaveneigenaar tot respectabel werkgever. Een van-de-regen-in-de-drup afschaffing dus, want voor veel van die 35.000 mensen veranderde er op die eerste juli 1863 dus vooralsnog niks.
De afschaffing had in dit land de nodige voeten in de aarde. Om het politiek erdoor te krijgen, had de regering ingestemd de plantagehouders financieel te compenseren: in feite kocht het land de tot slaaf gemaakten terug om ze daarna de vrijheid (of althans de schijn ervan) te geven. Het aankoopbedrag voor elke tot slaaf gemaakte: 300 gulden per persoon. Dat zou nu ongeveer 70.000 euro zijn geweest.
Veel van die toen vrijgekomen mensen zijn de voorouders van mensen die nu in Nederland wonen. Mensen die nu hier werken en wonen, maar wiens voorouders gedwongen op plantages werkten. Voor hen is de jaarlijkse herdenking van hun bevrijdingsdag - Keti Koti - meer dan een feestje; het is vol van van een diepe betekenis. Op die dag staan ze werkelijk stil bij 2 volle eeuwen van onvrijheid. Keti Koti betekent letterlijk ẃeg met de ketenen. Een uitspraak die even figuurlijk als letterlijk moet worden genomen.
Voor ons als uitgeverij is die 1 juli altijd een moment dat wij die tijd van de slavernij willen herdenken. Met een nieuw boek. Dit jaar is het Hoe ik mijn vrijheid kocht. Een vrije bewerking van het oorspronkelijke boek van Olaudah Equiano: de eerste vrijgemaakte slaaf die zijn eigen geschiedenis optekende.
Naar schatting 12 miljoen mensen werden als slaaf verscheept naar wat toen “De Nieuwe Wereld’ heette. Olaudah Equiano was er één van. Hij werd gestolen uit Benin, in Afrika, en kwam via het Caribisch gebied in Amerika terecht. Equiano had een bijzonder leven. Hij leerde lezen en schrijven, kocht zichzelf vrij, reisde de halve wereld over, schreef zijn autobiografie en zette zich in voor de anti-slavernijbeweging.
In 1789 verscheen zijn boek The Interesting Narrative of the Life of Olaudah Equiano or Gustavus Vassa the African. Het boek was direct een bestseller. Het werd negen keer herdrukt en was belangrijk bewijs voor de anti-slavernij activisten, omdat het aantoonde dat zwarte mensen net zo intelligent en menselijk waren als witte mensen. Iets dat van te voren altijd was ontkend. Het boek werd voor het eerst in Nederland gepubliceerd in 1792.
Alle reden om het deze maand in een vereenvoudigde bewerking uit te geven!