glimlachende man

Heeft u wel eens gehoord van het Ljubljana-leesmanifest? Waarschijnlijk niet. Dit manifest werd opgesteld door de Leidse emeritus-hoogleraar Adriaan van der Weel en een groep collega-wetenschappers. Van der Weel presenteerde dit manifest bijna een jaar geleden op de Frankfurter Buchmesse samen met Asta Vrecko (minister van Cultuur van Slovenië) en José Borghino (voorzitter van het International Publishers Association). De boodschap van het manifest is tweeledig: we lijken het belang van het 'diepe' lezen, ofwel het kritische en actieve lezen waarbij je echt de tijd neemt voor een tekst, uit het oog te verliezen. En lezen op papier is onverslaanbaar als het om echt lezen gaat en valt boven digitaal lezen te verkiezen. Een heldere boodschap, en ook zeker niet onbelangrijk. Want lezen (en vooral het leren ervan) wordt nog steeds stelselmatig onderschat. Het is niet zo vanzelfsprekend als we altijd denken: sterker nog, het is misschien wel het onnatuurlijkste wat je je brein kunt laten doen, zei een wetenschapper ooit. Voor lezen moeten verschillende hersengebieden namelijk hard samenwerken: deze hersengebieden nemen allemaal een stukje van die functie 'lezen' voor hun rekening, en worden dan aan elkaar geknoopt met een nieuwe zenuwbedrading, die er eigenlijk nog niet ligt. Dat is niet het resultaat van een paar basisschooljaren, maar de stugge discipline van jaren en jaren oefenen en leeskilometers maken. En het resultaat moet ook altijd onderhouden worden. Met andere woorden: goed kunnen lezen vergt levenslange oefening. Daarvoor is diep lezen van onmisbare betekenis.

Maar nu doet zich de paradox voor: hoewel lezen en schrijven steeds belangrijker zijn in onze veranderende maatschappij, doen we met zijn allen steeds minder moeite om dit proces onder de knie te krijgen. De trend is dat we ons steeds meer ontwikkelen van een lezende mens naar een kijkende mens. Beeld en audio rukken op, het boek raakt op de achtergrond, en we doen vaker aan ‘diagonaal scannen’ in plaats van diep lezen. En dat is niet alleen betreurenswaardig, maar ook nog eens cultureel risicovol, stelt Adriaan van der Weel in een recent interview in Bibliotheekblad. Hij ziet dat het belang van lezen en boeken ook in Nederland afneemt: ‘Het schrift is de basis van onze cultuur en van de samenleving die we nu kennen. Lezen is de overdracht van kennis, het is meer dan alleen een functionele bezigheid. Toch wordt er vooral in die termen over gepraat. Je moet kunnen lezen om te kunnen meedoen, vooral als het gaat om werken. En dat is een nogal oppervlakkige manier om tegen het lezen aan te kijken.’

Het (tongbrekende) Ljubljana-leesmanifest is het resultaat van een onderzoek waaraan 200 leeswetenschappers samenwerkten. De hoofdvraag was hoe men het tij van de steeds slechter lezende jongeren kan keren – de PISA-onderzoeken geven daar ruimschoots aanleiding toe. Een derde van de 15-jarigen in Nederland is inmiddels al potentieel laaggeletterd. Wat zijn de beste condities om jongeren beter te kunnen laten lezen? Loont het bijvoorbeeld om meer te lezen van papier dan van het scherm? Het antwoord is eenduidig ja, dat maakt zeker verschil. Volgens Van der Weel nemen we papieren tekst serieuzer. Rondom digitaal lezen hangt een aura van afleiding en vluchtigheid die ons als vanzelf naar de oppervlakte duwt. ‘We leggen erg de nadruk op de digitale kloof. Maar toegang krijgen tot informatie is niet zo’n probleem. Iedereen heeft een mobieltje. Ook ongeletterde mensen maken daar gebruik van. Het papieren boek dreigt daarmee de informatiedrager van de elite te worden. De digitale kloof lijkt gedicht, de kenniskloof wordt alleen maar groter.’

Hij is daarom een groot voorstander van het behoud van de bibliotheken. Die dragen bij aan het dichten van de kenniskloof, aldus Van der Weel. ‘Alleen zo bieden we de leescrisis het hoofd.’

Voor deze column maakte ik gebruik van het artikel ‘Het boek mag niet van de elite worden’ uit het Bibliotheekblad van augustus 2024. Over zijn boek ‘De lezende mens' schreef ik al eerder een column. Adriaan Van der Weel was eveneens spreker op het congres ter ere van ons 25-jarige bestaan.