Het begint langzamerhand een rituele belevenis te worden: het schokeffect na de uitslagen van een nieuw PISA-onderzoek (medio december van vorig jaar). Weer zijn ‘we’ naar beneden gezakt, nog verder zijn we op de ranglijst gedaald. Laaggeletterdheid onder de jeugd neemt toe - golven van verbazing en verontwaardiging komen vanuit de media op ons af.
Begrijpelijk, want dat de dalende trend in het leesniveau van jongeren niet gestopt lijkt ondanks alle inspanningen tot dusver, geeft aan dat we hier werkelijk met een structureel probleem te maken hebben. Maar bevreemdend is al die fanatieke ophef ook. De neergang is immers allang niet nieuw meer, ze is al langer dan een decennium aan de gang. Heeft men de vorige PISA-onderzoeken dan totaal over het hoofd gezien? Of dacht men dat het tij met wat campagnes spoedig gekeerd zou zijn? Subsidiegeld als antibioticum: binnen een paar dagen bent u van de klachten af.
Even vreemd is de Schadenfreude die het nieuws bij sommige commentatoren oplevert. Dan wordt gezegd dat we ‘onder Albanië’ terechtgekomen zijn, of ‘op het niveau van een Derde Wereldland zijn aanbeland’. Onheilsprofeten en doemdenkers ruiken hun kans. Een enkeling kan het zelfs niet laten om dit als het ultieme bewijs te zien dat het hele land in de Noordzee dreigt af te glijden. Het is alsof we er plezier in scheppen om onszelf de put in te praten. De resultaten zijn slecht genoeg om voor zichzelf te spreken; effectbejag is onnodig.
Veel interessanter dan de langs-de-zijlijn-commentaren zijn de reacties uit het onderwijsveld, die overigens maar mondjesmaat doordringen tot de pers. Deels betreft het praktijkdeskundigen die volmondig beamen dat hun leerlingen steeds minder goed in lezen zijn en benoemen welke problemen dat in de klas oplevert. Deels zijn het ook docenten die relativerend reageren en vinden dat statistieken alléén een te eenzijdig beeld schetsen. Of dat laatste zo is, is moeilijk te beoordelen - het kan ook een beschermende tegenreactie zijn - maar het is alleszins de moeite waard om het onderwijsveld ruimschoots deze ontwikkeling te laten becommentariëren. Wat zijn hun oplossingen? En zijn er ook handen om in eigen boezem te steken?
PISA legt evident bloot dat er een consistente achteruitgang is in de leesvaardigheid. De ontzetting richt zich nu vooral op de onderkant, maar in werkelijkheid staat het hele leesgebouw aan verzakkingsgevaar bloot.
De oorzaken daarvan zijn inmiddels wel in kaart gebracht. Kinderen ervaren te veel de nadelen van het voortdurende lezen op internet, blootgesteld als zij zijn aan de overvloed van schermen van mobieltjes, tablets en laptops tijdens hun ontwikkelingsjaren. Op die manier raken zij systematisch gewend aan oppervlakkig lezen en raken zij met het diepe (lees: complexere) lezen niet vertrouwd. Daarnaast is het leesonderwijs op scholen te veel eenrichtingsverkeer. Het richt zich voornamelijk op begrijpend lezen en biedt te weinig blijvende focus op de basisvaardigheden.
Het is typisch Nederlands om vervolgens te steggelen over welke oorzaak het ergst is, in plaats van de problematiek als één geheel te zien. Dat gedebatteer lijkt op een teken van zorgvuldigheid, in de praktijk zorgt het vooral voor het uitstellen van beslissingen. Daarvoor hadden we de afgelopen tien jaar al de tijd.
Mij lijkt dat alle oorzaken een aanpak nodig hebben. Dat het oppervlakkige lezen nu terrein wint van het diepe lezen, is daarbij het meest zorgwekkend. Goed daarom dat de overheid nu mobieltjes op scholen verbiedt. Dat wil zeggen, niet verbiedt maar een dringend advies geeft. Een goede eerste stap. Maar laten we niet weer alle heil van de overheid verwachten. Ouders en opvoeders dienen het advies ook in hun oren te knopen.