Wat denkt u: hoe kijken we over pakweg vijf jaar terug op afgelopen jaar? Wat zal tegen die tijd het algemene publieke gevoel zijn over dit onwennige aanvangsjaar van de jaren twintig? Waar schudden we dan meewarig ons hoofd over? Waar maken de cabaretiers hun grappen over?

Hoogstwaarschijnlijk beweegt de economie zich in 2025 allang weer opwaarts, na misschien wat epileptische aanvallen van de beurs. De onvermijdelijk parlementaire enquête over het verloop van de crisis, goed voor dagen zendtijd en nog veel meer dagen getwitter, is dan lang en breed achter de rug. Al eerder zal de kritiek op het vaccinatiebeleid geruisloos plaats hebben gemaakt voor golven aan lofuitingen. Dus ik denk dat de toekomstige meewarigheid zich vooral gaat richten op de goedgemutste pogingen van de overheid om ons gedrag bij te sturen. Die anderhalve meter er in te krijgen.

Ik heb het over ‘Het Nieuwe Normaal’. Dat prachtige verzinsel van onze premier, bedoeld als kek nieuw frame om iets vervelends van een positieve bijsmaak te voorzien. Ik weet niet hoe het u verging toen u de kreet voor het eerst hoorde, maar ik had er voornamelijk een tweedehandsautoverkopers-gevoel bij. Ik snapte en billijkte de maatregelen, maar dit woord toonde net te veel witte tanden. Een beetje de nieuwe vriend van je moeder; een tikkeltje te joviaal. Dat voor zover ik weet de term alleen in Nederland gemunt werd, het land dat grossiert in weerbarstig gedrag van zijn burgers, maakte het extra pikant.

Bij het nieuwe normaal hoorde zo’n beetje dat noodmaatregelen als nieuwe zegeningen werden verkocht. Alles kon gewoon doorlopen, als het maar online gebeurde. De omslag naar thuiswerken en online onderwijs kwam er snel bij. Niks aan het handje, we hebben er greep op met onze oneindige vindingrijkheid. Inmiddels weten we beter. Alles online was misschien voor een groep goed opgeleide burgers en studenten een werkbare oplossing. Maar voor de onderkant van de samenleving bleek het vaak een maatje teveel. Het liet opnieuw de tweedeling in dit land zien tussen mensen die makkelijk meekomen met een snel veranderende, dynamische wereld en zij die daarvoor alle zeilen moeten bijzetten.

De knik was vooral zichtbaar in het onderwijs. De bovenste verdiepingen van het onderwijsgebouw konden prima met online uit de voeten, maar liep je de trap af richting de onderkant, dan ging het schuren. Beperken we ons tot het voortgezet onderwijs: vanaf de vmbo was het al pappen en nathouden. Alle creatieve pogingen van docenten om online werkbaar te maken ten spijt.

Minister Slob heeft 8,5 miljard aan ondersteuningsgeld toegezegd om het onderwijs weer uit het slop te trekken. Hij was zo verstandig om de scholen te vragen hoe dat geld moet worden besteed. Niet verwonderlijk dat ‘sociale begeleiding’ frequent op nummer 1 komt, met name in het VO. Veel leerlingen in bijvoorbeeld het Praktijkonderwijs zijn er zó lang uit geweest, dat het gevoel heerst alsof ze helemaal opnieuw moeten beginnen. Wennen aan de school, aan de les, aan de klas, aan medeleerlingen, aan alles.  

Verstandig daarom dat de komende tijd scholen niet alleen in sociale begeleiding maar ook in sociale vaardigheden investeren, met name in het onderwijs voor leerlingen die een zetje nodig hebben. Dat het thema ‘sociale interactie’ zo breed mogelijk wordt opgepakt, met zoveel mogelijk concrete oefening. Dat aan een verwarrend jaar voor hun een einde komt. En dat zo vlot mogelijk een brug wordt geslagen van het oude naar het nieuwe normaal.